Onder God versta ik dat wat absoluut onbeperkt is, i.e. een substantie bestaand uit oneindig veel attributen, die elk de eeuwige en onbeperkte essentie uitdrukken.
Verklaring: ik zeg: absoluut onbeperkt, en niet in de eigen soort. Want van wat enkel in de eigen soort onbeperkt is, kunnen we oneindig veel attributen ontkennen; tot de essentie van wat absoluut onbeperkt is, behoort echter al wat de essentie uitdrukt en geen enkele ontkenning inhoudt.
God is absoluut onbeperkt, onbegrensd, oneindig. Als je een idee hebt over God en je bedenkt iets dat daar buiten staat, dan stel je je een bepaalde grens of afgescheidenheid voor. Als er een grens of afstand is tussen God en iets anders, dan zeg je dat God en iets anders een grens delen. Er is dan toch een verbinding, en als er verbinding is, is het voor Spinoza die ene God.. De God van Spinoza staat geen grens of afgescheidenheid toe.
Voor Spinoza is er dus niet een God en een Duivel
Voor Spinoza is er dus niet een God en een aparte wereld
Voor Spinoza is alles en iedereen in God.
De God van Spinoza heeft oneindig veel attributen. Dat wil zeggen dan God oneindig veel manieren heeft om zich te presenteren. Wij kennen daar slechts twee van, kort gezegd: de materie en de geest. Welke attributen er nog meer zijn weten wij niet, Spinoza ook niet, maar hij sluit hier iedere vorm van afgescheidenheid uit.
Alles, alles , alles is in God.